Om de vijf à zes weken ga ik naar het Afrika Studiecentrum in Leiden. Literatuur ophalen en in tijdschriften lezen. Dat deed ik ook op 11 april. Uiteraard met de trein. Voor deze gelegenheid had ik twee boeken meegenomen: Alles moet anders! Bevrijdingstheologie voor witte Nederlanders. Van Janneke Stegeman (voormalig Theoloog des Vaderlands) en Macht en Verbeelding van oud-politica Femke Halsema (essay voor de Maand van de Filosofie).

Overlap

Tussen beide boekjes zit eigenlijk veel overlap. De een benadert de tegenwoordige ontwikkelingen vanuit het theologisch, historisch en antropologisch perspectief en de ander vanuit sociologisch, historisch en antropologische perspectief. Samen hadden ze ook iets moois hebben kunnen schrijven. Ik geef twee citaten:

Stegeman: ‘Geloven is gevaarlijk: het is kritisch op de bestaande orde, het is grensoverschrijdend en radicaal. Geloof functioneert op het niveau van het individu, en bindt mensen samen tot een groep, Dat maakt het een explosief en effectief middel in handen van volksmenners. Maar in het radicale en verbindende zit precies ook de waarde van geloof. Wie gelooft, wil de wereld anders: menselijker, gelijkwaardiger en rechtvaardiger’.

Halsema probeert de jaren ’70 te herwaarderen, en doet dat goed. ‘Progressiviteit is voor mij een politiek doel noch een partijpolitieke slogan. Het is een geestesgesteldheid, een onophoudelijk en hoopvol streven naar een rechtvaardiger, eerlijker en open samenleving, in het besef dat deze zich nooit volledig zal verwerkelijken.’

Op de heenweg had ik Halsema uit en op de terugweg Stegeman. Het biedt stof tot nadenken en reflectie. Boekjes die ik zeker nog eens zal lezen. Het keert zich tegen het populisme, maar geeft ook aan dat dit niet voor niets is ontstaan en de redenen waarom serieus moeten worden genomen. Maar dat het een weg is die, door manipulerende politici, veel ellende kan veroorzaken omdat het de onvrede niet weg neemt. Het zet mensen tegen elkaar op, zorgt er voor dat we niet naar elkaar meer luisteren maar elkaar verketteren.

Conculsies

Halsema besluit: ‘In het huidige populistische klimaat, waarin progressieve waarden met voeten worden getreden en waarin hoop teloorgaat door vervreemding en polarisatie, wordt met onderlinge concurrentie kostbare tijd verdaan. Alleen met samenwerking kan een keerpunt worden bereikt.’

Stegeman besluit: ‘Een grote deugd voor mensen met veel privileges is leren zwijgen en luisteren, ook in de theologie. Wij zijn even niet aan de beurt. En daarbij hoort: ongemak aanvaarden. De dingen die je al zwijgend hoort, zijn lastig verteerbaar en voelen soms als een aanval. Draag het ongemak. Je bent aan het leren.’

Ik ervaar beide essays als een hele opsteker bij het zoeken van een weg in deze tijd. Leren en samenwerken. Daar gaat het om.

Peter Lindhoud