Het Acht Uur Journaal van 4 april had als item tweedehands kleding op de markt in Uganda. En dat staat eigenlijk voor elk Afrikaans land. Waar je ook komt, overal zie je verkopers met tweedehands kleding. Ook in het straatbeeld is dat duidelijk terug te vinden. Mensen met T-shirts met voor hen onuitsprekelijke teksten. Zo zag ik in Zambia T-shirts met teksten als: ‘Kon in Actie’, ‘Koningsdag 2016’, ‘Eet een Appel per dag’ en deze:
Zambia: buk-kleding
In Zambia hebben ze het over de buk-kledingzaak omdat mensen door de hopen kleding lopen en elke keer bukken om er iets uit te vissen dat van hun gading lijkt.
Uganda: westerse kleding
Uganda wil de invoer van tweedehands kleding verbieden omdat het de eigen textielindustrie te zeer beconcurreert. Toen dit aan een van de klanten werd vertelt was deze daar erg op tegen. ‘Ik ga voor de tweedehands kleding en niet voor de Ugandees geproduceerde’, zei de klant. Omdat de eigen kleding ‘slecht van kwaliteit is en ouderwets’. Bovendien vindt ze het te duur. Ze zien natuurlijk allemaal via de media wat in het Westen wordt gedragen en dat willen ze ook. En als het dan goedkoop wordt aangeboden is de keus snel gemaakt.
Kleurrijker straatbeeld
Nu moet ik wel zeggen dat de mensen er beter bij lopen dan in de tijd, begin jaren ’80, dat ik in Zambia woonde. De armoede was duidelijk te zien aan de kleding die de mensen droegen. Door de tweedehands, heel goedkope, kleding is het straatbeeld kleuriger en gaan de mensen veel beter gekleed. Maar het heeft duidelijk een keerzijde die we zeker niet moeten vergeten.
Stimuleren
Zou het niet een goed idee zijn om de Afrikaanse kledingindustrie te helpen de kwaliteit van de geproduceerde textiel te verbeteren en hen te leren mooiere modellen te maken? Dat levert werkgelegenheid op: nieuwe vakopleidingen, couturiers en naaiateliers. Bovendien hoeft de tweedehands kleding niet getransporteerd te worden en kan het verwerkt worden tot o.a. papierproducten. Spaart ook nog eens bomen.
Peter Lindhoud